6.5.09

Dode taalkundigen | Deel 2: Willy Dols

Deel twee uit onze serie over dode taalkundigen staat in het teken van een man wiens leven leest als een filmscript. Geen voer voor Hollywood - het happy end ontbrak voor Sittardenaar Willy Dols. Zijn studie naar de Sittardse diftongering - waarom zeggen ze daar goud beier tegen good beer en gruin tegen greun? - is nog steeds van zeldzame klasse.

Als je één ding kunt zeggen van het leven van Willy Dols, dan is het wel dat hij op het verkeerde moment op de verkeerde plek was.

Op zondag 5 november 1944 stierf de 33-jarige Sittardse leraar Nederlands "na een niet meer te peilen lijden onder de doornenkroon der Duitse terreur", zoals het na de oorlog werd omschreven, in een Noord-Duits dwangarbeiderskamp. Hoe hij daar terecht kwam? Dols was in de zomervakantie van 1944, op 30 augustus, vanuit Sittard naar zijn zus in Arnhem gevlucht om aan de Arbeidseinsatz te ontsnappen.

Dols legde in de zomermaanden van 1944 de laatste hand aan zijn proefschrift over de Sittardse diftongering, een dialectverschijnsel dat een zwaar stempel op het Zittesj dialect heeft gedrukt, en waarop hij bij de Nijmeegse hoogleraar Jac. van Ginneken - een autoriteit in die tijd - wilde promoveren. Arnhem bleek ook al geen veilige plek. Toen Dols een paar weken daar was, barstte de Slag om Arnhem los.

Vanwege het geweld moest Dols op 24 september ook daar zijn koffers pakken. Vanaf dat moment gaat het snel van kwaad tot erger. Dols ontfermde zich in de chaos van de oorlog over een gezin met jonge kinderen waarvan de vader doodziek was en belandde met deze familie, na een lange tocht over de Veluwe, op 28 september in Putten.

Op 1 oktober pakken de Duitsers Dols tijdens een razzia op, als vergelding voor een aanslag door verzetsmensen op Duitse officieren, in de nacht van 30 september op 1 oktober. Uit wraak werden 661 mannen en jongens in Putten gearresteerd en afgevoerd naar concentratiekampen. Meer dan 80% kon die reis niet navertellen. Dols kwam in een
Zivilarbeiterlager in Engelsburg, op een handvol kilometers van Husum terecht.

"Deze intensiteit van lijden voor de uiterst fijngevoelige constitutie van Willy Dols duurde ongeveer vijftien dagen. Reeds op 5-11-'44 en wel om 7.50 u. v.m. overleed hij aan dysenterie en werd de 6-e d.a.v. op het Oostkerkhof van Husum begraven," aldus J.C. van den Bergh in een voorwoord bij het na Dols' dood alsnog uitgegeven proefschrift.

Dols had het in zich om een Grote Naam in de Limburgse en Nederlandse taalkunde te worden. Al voor de oorlog was hij in de race voor wetenschappelijke posten in Estland en Tsjechië, maar in beide gevallen gooide de naderende oorlog roet in het eten. Jac. van Ginneken, diep onder de indruk van de kwaliteiten van Dols, zag in hem zijn opvolger als hoogleraar in Nijmegen. Maar toen Van Ginneken in de herfst van 1945 overleed, was Dols al bijna een jaar dood.

In zijn proefschrift beschreef Dols een bijzonder dialectverschijnsel dat vandaag de dag nog steeds goed hoorbaar is in Sittard en de dorpen in de omgeving. De Sittardse diftongering is in feite een klankverschuiving, waardoor het Sittards volgens een vast patroon van andere dialecten afwijkt. De algemeen voorkomende Limburgse
ee (beer, Sjmeets) is er vaak een ei geworden (beir, Sjmeits). De Limburgse oo (good, goonsdig) vaak een ou (goud, gounsdig), de Limburgse eu (beneuming, gedeuns) vaak een ui (benuiming, geduins).

Het verschijnsel komt voor in een min of meer eivormig gebied tussen de steden Heerlen, Heinsberg, Echt en Beek. Die vier doen zelf niet mee. In het noorden was Echterbosch het uiterste puntje, in het oosten Saeffelen in de Selfkant, in het westen Einighausen en in het zuiden Amstenrade. Meneer Mazjerang schrijft ´was´ omdat het gebied van de Sittardse diftongering de laatste vijftig jaar lijkt te zijn gekrompen.

Aan het eind van zijn proefschrift gaat Dols in op de hamvraag.
"Hoe komt dat?" Deze vraag is mij herhaaldelijk gesteld, zowel door taalkundigen als door leken op taalterrein. Telkens als ik met iemand over het verschijnsel der Sittardse Diftongering in gesprek raakte, kwam die vraag - de Sittardenaar zegt: "wie: kum(p)-tat?" - er tenslotte uit. En ik moet bekennen, dat ik dan altijd min of meer te kijken stond en geen kort en duidelijk antwoord op-de-man-af wist te geven.

Uiteindelijk, redeneert Dols, heeft het te maken met de wil van "Sittardenaren van de 16e (of een vroegere) eeuw" om ei, ou en ui te zeggen in plaats van ee, oo en eu. De Duitse taalkundige Karl Vossler (1872-1949) noemde dat verschijnsel in zijn boek
Sprache als Schöpfung und Entwicklung uit 1905 Sprachgeist. Het gaat om de optelsom van 'Lauttendenzen, die sich in einer bestimmten Sprachgemeinschaft beobachten lassen, insoweit ihnen eine gemeinsame Richtung eigen ist'. Een groep mensen heeft, simpel gezegd, een voorkeur voor bepaalde klanken.

Voor wie geïnteresseerd is geraakt, is er goed nieuws: in de loop van 2011 verschijnt er een boek over Willy Dols van de hand van de Limburgse auteur Lei Limpens.