28.5.09

Duits in Zuid-Limburg | Wo käuft man die stärksten Bergmannsschuhe?


Herren-Hüte, Mützen und Regenschirme, fertige Herren- und Kinder-Anzüge, Kragen und Manchetten? Allemaal te koop in de winkel met Kolonialwaren van Jean de Hesselle op de Markt in Kirchrath. Leeshonger? De Kirchrather Volkszeitung ligt klaar in Hotel Königin Wilhelmina.

En uitrusten van een fietstocht kan in Hotel-Restaurant Radlerheim aan de Aachenerstrasse in Heerlen met schöner schattiger Garten.
Aan de vooravond van de eerste wereldoorlog had het Nederlands in het zuidoosten van Limburg een geduchte concurrent, Duits.

Toen de Kerkraadse Société St. Lambert – vandaag de dag het Koninklijk Kerkraads Mannenkoor Sint Lambertus – in 1904 zijn dertigjarig bestaan vierde, viel daar weinig Nederlands te beluisteren.
Neem de Festgruss.

Willkommen Ihr, die Ihr auf fernen Wegen
Hierher geeilt zum edlen Sängerstreit
Es klopft das Herz in freudig bangen Schlägen
Im Vorgefühl der Sieges Fröhlichkeit!

De zilveren eremedaille bij die gelegenheid was geschonken door I.M. Königin Wilhelmina der Niederlande.

Duits had zich in de loop der eeuwen een stevige plek verworven in de regio. Dat was niet zo vreemd. Dorpen als Heerlen en Kerkrade lagen in het mistige grensgebied waar Duits en Nederlands elkaar raakten. De enige stad in de buurt was Aken. In veel dorpen langs de grens domineerde lange tijd het Duits. In Heerlen gaf de onderwijzer eind negentiende eeuw weliswaar les in het Nederlands, maar hij besteedde heel veel tijd aan het aanleren van goed Duits. Dat hadden de kinderen namelijk nodig in de kerk: meneer pastoor preekte daar in het Duits.

Over Onze Lieve Heer die consequent Duits sprak, schreef Heerlenaar Eugène Vreuls (1868-1940) in de jaren twintig een mooie column in het Heerlens in de Limburger Koerier, een krant die in de negentiende eeuw ook een tijdje in het Duits verscheen. Het citaat is in de oorspronkelijke spelling.

"Et is noe al joare geleje, in der tiet dat i Hèele en op de anger durper van de umgèevong i gen kirk alles in et Duutsj woeët gehauë. De prëèdig en de kristelieër, alles woar in et Duutsj. Dat woar vuer mennig kink lang neet gemekkelich, evvel vuer et Pietje va Bakkesmarie wuer et toch egaal geweejes es de kristelieër in et hottentotsj moos opgezaag weejede; hè kank toch zeléève zieng letz neet.

Et is dan ooch vuer e kink ing sjwoar opgaaf um good ach te geejeve beej ing letz uever de Hillige 'Dreifaltigkeit'. Der heer pastoer is an et oetlegke van 'Gott der Vater als Schöpfer, Gott der Sohn als Erlöser und Gott der Heilige Geist als Heiligmacher', doa züt et Pietje op de naas van de hillige Sint Berb ing vleeg sjpatseere."

Het schriftje waarin twee generaties voorouders van meneer Mazjerang eind achttiende eeuw en begin negentiende eeuw de inkomsten en uitgaven van door hen gepachte kasteelboerderij in Wijnandsrade bijhielden - dat was de dure tak, van moederskant - is afwisselend in het Duits en het Nederlands geschreven - een aanwijzing dat beide cultuurtalen destijds in dat dorp door elkaar gebruikt werden.


(Dit stichtelijke werk was van Anton Görtzen uit 'Kahlheide bei Kirchrath')

De streek zou tot aan de eerste wereldoorlog drietalig - Limburgs, Duits, Nederlands - blijven. De grote oorlog maakte de contacten met Aken moeilijk. Ook mentaal ging er een knop om in de hoofden van de Limburgers, die zich opeens bewust werden van het voordeel van hun Nederlanderschap. Nu was dat verdomde koninkrijkje toch maar mooi neutraal gebleven. Duitser hadden ze zich sowieso nooit gevoeld, hooguit Duitstalig.

Ook de kerk – het laatste toevluchtsoord van het Duits – vernederlandste na de eerste wereldoorlog snel. Als laatste plaats, het was inmiddels mei 1940, schrapte de kerk van Vaals de allerlaatste Duitse gebeden. Het was voor oude mensen soms wennen. Sprak meneer pastoor opeens over de Heer die verrezen was, en vroegen zij zich bezorgd af waar Hij op Zijn hoge leeftijd dan in hemelsnaam naar op vakantie was gegaan.

In Kerkrade had het Duits tussen de twee oorlogen nog een zekere culturele status, weet meneer Mazjerang. Een in Kerkrade opgegroeide tante van meneer Mazjerang had in de jaren twintig een gouvernante die haar uitsluitend in het Duits toesprak. Met haar ouders sprak ze Kirchröatsjer plat, Nederlands leerde ze op school.

Die vernederlandsing, zo vlak voor het uitbreken van de tweede wereldoorlog, zou de streek wel eens voor erger behoed kunnen hebben. De Duitse nazi-wetenschapper Georg Scherdin publiceerde in 1936 in zijn proefschrift Die Verbreitung der hochdeutschen Schriftsprache in Süd-Limburg een serie kaartjes over de verspreiding van het Duits in Zuid-Limburg in de laatste eeuwen.


(De omstreden kaarten van SS'er Georg Scherdin.)

Het waren kaartjes met een sterk politieke lading. Veel plaatsen waar de twee cultuurtalen door elkaar werden gebruikt zijn op zijn kaartjes als eentalig Duits afgebeeld. De SS'er Scherdin hoorde bij een in Aken gestationeerde groep politiek gemotiveerde wetenschappers ('Abteilung G') die om geopolitieke redenen minutieus het Deutschtum in de grensregio in kaart brachten en daarbij de grens van de Duitse invloed zover mogelijk richting Maas proberen op te schuiven.

"Scherdin versuchte anhand von Grabinschriften und historischen Zeitungen die Zugehörigkeit der Region zum hochdeutschen Sprachraum nachzuweisen und ihe Integration in den niederländischen Staat zu delegitimieren", wordt daar in een enkele jaren geleden verschenen boekwerk over de Duitse Westforschung met de veelzeggende titel Griff nach dem Westen over geschreven.

Scherdin onderzocht dus of er in het zuidoosten van Limburg een Duitse minderheid woonde die geannexeerd kon worden. Dat het geen ongevaarlijke hobby van een groep Blut und Boden-fantasten was, blijkt uit het lot van de Belgische dorpen ten oosten van de Voerstreek - plaatsen als Gemmenich, Montzen en Welkenraedt - waar de bevolking ook Limburgs ('Platdütsj') sprak en het Duits in mei 1940 nog steeds de kerktaal was. De dorpen werden met een pennestreek bij het Derde Rijk gevoegd en de mannen opgeroepen om dienst te doen in de Wehrmacht.

Op het eerste kaartje over de situatie van de zeventiende tot begin negentiende eeuw, staat Heerlen als plaats met alleen het Duits als schrijftaal afgebeeld. Dat klopt niet. Beide talen werden destijds naast elkaar gebruikt. Een klein, maar glimmend bewijs daarvoor vormt het koningszilver van de dorpsschutterij, Sint Sebastianus. De zilveren gedenkplaten van de mannen die het koningsschieten hadden gewonnen zijn afwisselend in het Nederlands en in het Duits. Een paar voorbeelden:


1749
"Fredereckus Schepers. Koning Ein Herlen Anno 1749 den 25 May, Seine Hausfrau Maria Merkellbag."

1813
"Tot Godt Eer en Schutter Regt is deese plaat hier aangehegt, N.J. Clooten 1ste Luit.nt der Grenadiers C. Kooning gehuwt met M.C. Kebitts 1813."

1831
"Johann Winand Geilenkirchen König in Herlen 1832."

1852
"Hubert J. Martens, König der Sebastianus Bruderschaft in Heerlen 1852."

1858
"J. Vroomen, Koning der Schutters van het Gezelschap St. Sebastian te Heerlen 1858."

1891
"J. Koolen Schützenkönig te Heerlen 1891."

Vanaf 1899 zijn ze alleen nog in het Nederlands. En in het Limburgs. Architect H. Tummers won in 1958 het koningsvogelschieten en liet op de zilveren plaat graveren:
"Kon. Schutt. Sebastianus Heerlen. H.H.A. Tummers sjoot in 1958 der keuningsvogel aaf."

Niet alleen de eerste wereldoorlog, ook de opkomst van de steenkolenmijnen hielp het Nederlands in het zuidoosten van Limburg. Misschien wel in beslissende mate. Duizenden 'nieuwkomers', zoals ze vandaag genoemd zouden worden, vestigden zich in de nieuwe Mijnstreek. Hoensbroek groeide in enkele decennia tijd van een dorpje met vierhonderd boeren en ambachtslui uit tot een gemeente met meer dan tienduizend inwoners.

Veel van die nieuwelingen namen vaak wel het plaatselijke dialect over, maar lieten het Duits links liggen. "Die Neuzusammensetzung der Bevölkerung infolge der Erschliessung des limburgischen Kohlereviers betrachtete Scherdin als ausschlaggebend für die Entdeutschung", schrijven de auteurs van Griff nach dem Westen. Scherdin dacht de lokale bevolking met goede 'voorlichting' nog wel van dat Nederlandse dwaalspoor af te kunnen brengen, maar toen Nederland onder de voet werd gelopen door de nazi's volgde er toch geen annexatie.

Is het Duits dan helemaal verdwenen uit het zuidoosten van Limburg? Nee. De invloed hoor je nog steeds terug in de dialecten van de streek, die in meer of mindere mate Duits klinken. Het plat van Kerkrade, Vaals, Bocholtz en nog enkele plaatsen in het uiterste zuidoosten heeft de Hoogduitse klankverschuiving meegemaakt. Water is er wasser, twee tswai en kerk kirch. In het 'niet-verschoven' Heerlens is een café een 'wieëtsjaf', een trein was er begin twintigste eeuw 'tsog' of 'sog'.

De afgelopen decennia kwamen bovendien veel Duitsers in de streek wonen. Lange tijd waren huizen aan deze kant van de grens goedkoper dan drüben. In Kerkrade is een tiende van de inwoners Duitser, in Vaals een derde. Dat leidt nooit tot problemen. Maar inderdaad, de tijd van Schuhmachermeister Lina uit Bleijerheide is voorgoed voorbij. Om meer redenen.

Wo käuft man die stärksten Bergmannsschuhe?
Nur im Schuhgeschäft von J.H. Lina in Bleyerheide!