31.1.11

Limburgs toneel | Valkenburgsche dilettanten

Het was nat bij de opening van het toneelseizoen in Valkenburg, op zaterdag 10 juni 1933. En dat is geen goed nieuws voor een openluchttheater, stelde de verslaggever van de Limburger Koerier met spijt vast. 'Het niet al te gunstige weer had, jammer genoeg, het bezoek ongunstig beïnvloed. Doch èn het goede doel èn de voortreffelijke vertolking, welke de Valkenburgsche dilettanten brachten, hadden het bordje : "Uitverkocht" gerechtvaardigd.'
De toneelspelers (dilettanten gebruikt de verslaggever in de betekenis van amateurs of liefhebbers, niet in de betekenis van knoeiers of prutsers) brachten twee stukken op de planken, De Brant va Bellend, geschreven door pastoor Frans Schleiden, en Et groeat loot, een 'spotblijspel' van Pierre Visschers euver en in 't Vallekebergersj.
De schrijvers genoten de nodige bekendheid in hun dagen, en waren, ieder op hun eigen manier, onderdeel van de Limburgse taal- en cultuurbeweging van voor de oorlog.
'Het was verrassend met welk een natuurlijke vlotheid en hartelijke toewijding door deze Valkenburgsche tooneellisten spontaan en veelal zelfs onbewust de verschillende rollen werden vertolkt. Zij lagen de speelsters en spelers, om het populair uit te drukken - taal en sfeer pasten geheel in hun eigen wezen.'
De reden dat meneer Mazjerang het stukje vergeeld krantenpapier even aan de vergetelheid ontrukt is vanwege de zinnen die daarna komen. Niet omdat hij het zelf zo zou zeggen of zelf zo voelt, nee hoor, maar omdat het een prachtige illustratie is van de manier van denken in Limburg in die dagen, en niet alleen in die dagen trouwens. Het zijn zinnen die je even op je tong moet laten rusten, genau wie e good sjtuksjke hervere kieës.
'De Limburgsche en de z.g. Hollandsche mentaliteit staan in menig opzicht lijnrecht tegenover elkander. Dat is logisch ook, en haast vanzelfsprekend. De eene wordt gedragen en verrijkt door de eeuwenoude levende stuwkracht van het katholicisme; aan de calvinistische tendenzen van de andere is zelf het katholieke volksdeel benoorden de Moerdijk niet ontkomen. Deze tegenstellingen te willen wegdoezelen of trachten te verheimelijken is dwaasheid en in hooge mate onredelijk. Laat de Limburger daarom zichzelf zijn, ook in het tooneel. De meeste echt-Hollandsche tooneelstukken kan hij niet spelen, en leert hij ook nooit spelen. Goddank!'
Dat Goddank, met een uitroepteken aan het eind, Goddank!, is prachtig aan het eind van die alinea. Het is geen berusting, die volgt op zijn eigen constatering dat een Limburger nooit een Hollander zal zijn op het tooneel, nee, het is een taalkundige explosie van vreugde. Het uitroepteken is een jubelteken. Goddank! dat Limburgers geen Hollandsche tooneelstukken kunnen spelen - in het Limburg van 77 jaar geleden.