11.6.09

Dode taalkundigen | Deel 3: Jozef Langohr

Nummer drie in de reeks Dode Taalkundigen is eigenlijk meer een activist dan een taalkundige. Het is de in 1873 in Montzen geboren Jozef Langohr, een 'flamingant' uit het noordoosten van de provincie Luik die een leven lang - tevergeefs - streed tegen de verfransing en verduitsing van zijn geboortestreek.
Langohr groeide op in Montzen in gezin met veertien kinderen waar de ouders met de kinderen Duits en het plaatselijke Limburgse dialect spraken, dat Platdütsj werd en wordt genoemd. Zijn vader, Edouard Langohr, was onderwijzer aan de Duitstalige school in het dorpje op een tiental kilometer van de Nederlandse grens.

Langohrs belangstelling voor de positie van het Nederlands in de streek ontstond toen hij als kind thuis boven op zolder een oud Nederlandstalig misboek vond. De jonge Langohr vond de overeenkomsten tussen het oude Nederlands en de tongval van Montzen opvallend. Net als het Heerlens is het Montzener plat een overgangsdialect tussen het oostelijk Limburgs en het Ripuarisch.

Edouard Langohr legde zijn zoon uit dat in de achttiende eeuw, voor de komst van de Fransen, het Nederlands de kerk- en schooltaal was in Montzen en omgeving. Volgens Vader Langohr paste die taal eigenlijk ook beter bij de streek dan het Duits of het Frans, maar was het Nederlands na de annexatie door Frankrijk en de opheffing van de het oude hertogdom Limburg uit het openbare leven verdwenen.

De taalkundige situatie in het Land van Overmaas, door Vlamingen archaïsch de 'Platdietse streek' genoemd, was toen en is nu nog complex. De volkstaal was tot diep in de twintigste eeuw overwegend Platdütsj, maar na de Eerste en de Tweede Wereldoorlog zijn steeds meer ouders in de streek hun kinderen in het Frans gaan opvoeden.

De invoering van het Frans zorgde nogal eens voor verwarring. Langohr geeft in een van zijn boeken het voorbeeld van een meisje dat hevig begint de blozen als de onderwijzer haar vraagt: 'Quel âge as tu?' Langohr: 'Het kind stamelt:
Wie anger lüj.'Âge' klinkt hetzelfde als 'aasj', 'kont' in het plaatselijk dialect.

Anno 2009 wordt het Platdütsj voornamelijk gesproken door mensen van een jaar of veertig en ouder. De gemeente Plombières, waartoe Montzen behoort, ligt in Wallonië en is net als de andere oude Platdütsje gemeentes Welkenraedt en Baelen-Membach officieel eentalig Frans. Langohr vond dat de dorpen Vlaams moesten worden. Veel steun daarvoor kreeg hij niet. Het officiële Nederlands stond net als in Nederlands-Limburg ver van het plaatselijke dialect af.

Langohr studeerde in 1897 af in de letteren en de wijsbegeerte aan de universiteit van Luik. Hij bleef uiteindelijk lange tijd leraar in het Belgisch-Limburgse Tongeren In het interbellum gaf hij een aantal boeken uit, zoals 'Le Nord-Est de la Province de Liège et le Canton d’Eupen' (1933),'Het Zuidnederlandsch dialectgebied van Overmaas' (1936) en 'Het Land van Overmaas, Platdietse streek' (1936), waarin hij pleitte voor een Nederlandstalig regime voor de bij de provincie Luik horende dorpen.

Langohr vond het cruciaal dat de dorpen de Hoogduitse klankverschuiving niet hadden meegemaakt. De zogenaamde Benrather lijn, die de grens aangeeft tussen het gebied waar mensen 'wasser' en 'maache' zeggen tegen 'water' en 'make, loopt ten oosten van Montzen. Die Benrather lijn had voor hem dezelfde betekenis als de Nederlands-Franse taalgrens. Op basis van die redenering was ook Eupen een Nederlandstalige stad, maar het Oost-Limburgse Kerkrade dan weer een Duitstalige stad.

Tegenwoordig beschouwen taalkundigen de Benrather lijn liever als één van de isoglossen (lijnen die uitspraakverschillen aangeven) die de streek doorkruisen. Weliswaar een belangrijke, maar geen absolute grenslijn. Dialectsprekers aan beide kanten kunnen elkaar immers moeiteloos verstaan, alleen spreken ze woorden volgens vaste regels net iets anders uit.

In het in 1956 postuum uitgegegeven 'Va gen Weech bes a ge Graaf' (Van de Wieg tot aan het Graf) geeft Langohr honderden voorbeelden van zegswijzen en uitdrukkingen in het Montzener dialect, dat in weinig verschilt van dialecten uit Nederlands-Zuid-Limburg. 'Me mot neet va ene vots ene dondersjlaag make.' En: 'Me mot zech neet op ene voelle Appel vröjje'. Of: 'Dè es noch net drüg ater gen Oeëre'.

In zijn privéleven had Langohr veel tegenslag te verduren. Hij trouwde in 1906 in Tongeren met Gerardine Geuten en kreeg met haar drie kinderen. Bij de geboorte van het derde kind, Jozef, in 1920, sterft zij. Hij hertrouwde, in 1924, met Marie de Preud'homme d'Hailly, maar ook zij heeft het eeuwige leven niet. Ze stierf in 1935, vijftien jaar voor Langohr zelf.

Langohr ligt begraven in Antwerpen. "Verre van zijn geboortestreek rust hij, in Vlaamse grond. Enkele maanden voor zijn verscheiden had hij nochtans de voorkeur geuit in zijn geboortedorp ter aarde te worden besteld," staat in het voorwoord van 'Va gen Weech bes a ge Graaf'. Dat is niet gebeurd, omdat zijn lichaam daar wel eens niet welkom zou kunnen zijn.