15.6.09

D'r kroedwusj | Hoe de boeren donder & bliksem verjoegen

Tijd voor een quizvraag. Wat is een kroedwusj? U heeft tien seconden, u mag niet googelen en zeker oma niet wakker bellen. Klik op 'lees verder' voor het goede antwoord.

De kroedwusj is een bundel kruiden die op 15 augustus, dat is de dag waarop in de katholieke kerk Maria Hemelvaart gevierd wordt, door meneer pastoor gezegend werd. De kroedwusj beschermde de oogst tegen ongedierte en huis en haard tegen blikseminslagen. Als er onweer in de lucht hing, werd een deel van de kroedwusj in de kachel verbrand. Het van oorsprong heidense gebruik, een brandoffer, kwam voor in het grootste deel van Nederlands Limburg, het oosten van Belgisch Limburg en in het Rijnland. In de kroedwusj zaten kruiden als hazegerf en els, maar de samenstelling verschilde per plaats.

Het woord kroedwusj heeft niets met worst van doen. Het is een mannelijk zelfstandig naamwoord, waarvan het eerste deel, kroed, Limburgs is voor kruid. Het laatste stuk, wusj, is Limburgs voor een bosje. Letterlijk betekent kroedwusj dus 'kruidenbosje'. De Kirchröadsjer dieksiejoneer geeft als vertaling een 'bundel kruiden'. 't Blitst en dondert; don jet kroedwusj óp 't vuur. In het Öcher Platt (Akens) heet het kruidenbosje een kroedwisj ('Kruutwësch'), in het Maastrichts een kroedwes, in het Kölsj (Keuls) een kroekwusj ('Kruckwösch').

Het gebruik is vandaag de dag bijna uitgestorven. Wie bang is voor onweer trekt de kabel uit zijn pc en gaat desnoods in zijn eigen kooi van Faraday op vier wielen zitten. En als de oogst in Mukkelebummele wordt opgevreten door ratten haalt de bakker uit dat dorp zijn graan wel ergens anders vandaan. Tot in het begin van de twintigste eeuw leefde de kroedwusj volop. Maar al in 1948, zo weten we dankzij het mooie boek Ernst en humor in het Limburgse boerenleven van Vromen, was er bitter weinig over van het volksgebruik.

"We hebben dus de kroedwusj nog altijd op 't hoge Mariafeest in Augustus, maar hij is in de loop der jaren zeer van gedaante veranderd. Onze kinderen dragen tegenwoordig op die dag een ruiker fraaie zonnebloemen uit onze tuin naar de kerk. De traditionele wilde en gekweekte geneeskrachtige kruiden, waaruit hij vroeger was samengesteld, zijn er haast uit verdwenen. We moeten de drie voornaamste van die oude planten hier toch even memoreren: het waren de 'els' of bittere alsem (Artemisia Absinthium), de bijvoet (Artemisia vulgaris) en het boerenwormkruid, in 't dialect 'reinvaart' geheten (tanacetum vulgare). De twee laatste zijn wildgroeiende planten."

"Een enkele maal werd daar nog bijgevoegd noteblad en soms ook de tuinplant 'balsem' (Tanacatum Balsamita), de laatste helaas vrijwel uit onze dorpstuinen verdwenen. Steeds werden in de Kroedwusj naast deze planten enige rijpe rogge- en tarwearen gestoken, die een beetje verdoken werden aangebracht, om de frisheid van het geheel niet te schaden. De korrels uit deze aren werden later in de zaaitijd gemengd bij het zaaizaad van rogge en tarwe en ook wel gestrooid in de bergplaats onzer granen, de 'wusj'. Oorspronkelijk heeft men van de kroedwusj het vee bij ziekte een aftreksel onder het drinkwater gegeven. Verder werd - en dit gebeurt nog - bij onweer een gedeelte verbrand in de haard."

Enkele mensen die hun gebit 's avonds inmiddels comfortabel in een glaasje water op het nachtkastje kunnen zetten, verzekerden meneer Mazjerang dat die lijst van Vromen niet compleet is. Hazegerf, (foto) ook wel bekend als het duizendblad (achillae) mag in de kroedwusj niet ontbreken. Wilde asperge deed het her en der ook goed. Op sommige plaatsen bonden boeren een opgeblazen koe het beest de snoeren om het lijf waarmee de kroedwusj vastgebonden is. Voor de liefhebbers citeren wij ten slotte nog met veel plezier uit de eerste druk van het in 1922 gepubliceerde Rheinische Volkskunde van Wrede. Hij gebruikte het Kölsje woord Kruckwösch.

"Mitte August, genau am Tage der Himmelfahrt Mariä (15.August) oder am Sonntag darauf wird in der Kirche der 'Kruckwösch' gesegnet, ein Strauch von Feld- und Wiesenblumen, wie Weidenröschen, Baldrian, Wirbeldoft, Rainfarn, Osterluzei, Spargel, Sonnenblume und andere. Vor allem fehlen die besonders heilkräftigen Kräuter, Beifuss und Maria Nettstroh nicht. Bald sind es sieben, bald neun Kräuter, bald zwölf oder noch meer Pflanzen, die vom Volke als besonders heilkräftig erachtet werden. Der Kruckwösch wird sorgfältig aufbewahrt; bei einem Gewitter wirft man Teile davon ins Feuer. Dann ist das Donnerwetter 'gesegnet'. Bis gegen Ende des vorigen Jahrhunderts, etwa 1890, war der Brauch selbst in einer Grossstadt wie Köln noch in Übung."

Verder lezen in het Nederlands kan hier en in het Limburgs kan hier.