15.7.09

De Geest in Limburg | I'm not a Limburger!

Wat maakt een Limburger tot een Limburger? Het is een vraag die niet-Limburgers graag stellen en waar Limburgers meeslepend mee kunnen worstelen. Het antwoord luidt natuurlijk: dé Limburger bestaat niet.

Natuurlijk, je kan je van de vraag afmaken door te zeggen dat een Limburger een inwoners van de provincie Limburg is, maar Limburgers voelen haarfijn aan dat dat geen antwoord op de vraag is.

"Immers de Limburgers zijn de Italianen van ons land", schreef taalkundige Jac. van Ginneken in zijn Handboek der Nederlandsche Taal uit 1913. "Juist als hun oude stamgenooten in Keulen aan den Rijn, zijn zij lichthartiger en vroolijker, veel beweeglijker, veel veranderlijker, maar ook veel rijker van geest dan Hollanders niet alleen, maar dan Noord-Brabanders, Vlamingen en Antwerpenaars bovendien. Zij hebben veel meer met de Luiker Walen gemeen, die even wisselend en vol zijn als zij, met evenveel lust in feesten en optochten, gaarne opgewonden praten bij een glas zwaar rinsch bier: Lambiek of Maastrichtsch. Daarbij hoort en komt een levendige, dolle verbeelding, zich uitsprekend in allerhande vertelingen en sagens, soms ook wel eens in tamelijk avontuurlijk gedrag."

Romantiek
Dat klinkt meneer Mazjerang als een tamelijk ontoerekeningsvatbaar volkje in de oren. In het verleden is meer dan eens geprobeerd om de Limburgse identiteit in kaart te brengen, door na te gaan wat de mensen tussen Mook en Moelingen specifiek met elkaar bindt. Dat waren over het algemeen vermakelijke maar vanuit een wetenschapelijk oogpunt tamelijk teleurstellende exercities. Op de foto's hiernaast ziet u een klassieke poging uit de jaren dertig om 'echte' Limburgers voor de camera te vangen, in de tijd dat men zich nog bezig hield met raskenmerken. Zaken als het rooms-katholieke geloof, de marcherende schutterijen, de voorliefde voor vlaai en het spreken van dialect - het zijn stuk voor stuk zaken waarin Limburgers niet uniek zijn. Zoiets als een typisch Limburgse mentaliteit, geest of volkskarakter bleek eveneens onvindbaar. De naam Limburg zelf is geleend van een oud hertogdom dat tegenwoordig grotendeels in Wallonië ligt. P.J.H. Ubags schrijft in zijn Handboek voor de geschiedenis van Limburg: "In het verleden zijn in het kader van de Romantiek wel pogingen ondernomen een bijzondere volksaard, een volkskarakter te ontdekken, dat eigen zou zijn aan 'de Limburgse mens'. Maar het is mislukt."

Le Plat Pays
Inderdaad, de meeste Limburgers hebben weinig met elkaar gemeen. Chauvinistische Maastrichtenaren kijken graag neer op Zuid-Limburgers die buiten de muren van de vestingstad zijn geboren, niet de minste Zuid-Limburgers vinden het landschap ten noorden van Sittard beangstigend plat, en meer Roermondenaren dan u denkt, vinden Weertenaren een soort gemankeerde Brabanders. Maar, eerlijk is eerlijk, het tegendeel is ook waar. Meneer Mazjerang is al jaren goed bevriend met een Meneer uit Venlo en beide heren praten altijd dialect met elkaar. Met iemand uit Hasselt of Den Bosch zouden ze dat niet doen. Het Heerlens en het Venloos verschillen zo enorm van elkaar, dat het misschien wel handiger en efficiënter zou zijn om Nederlands met elkaar te spreken. Maar dat verdommen we. Zou er dan toch iets zijn?

Stomme van Portici
De historicus prof. dr. M. de Vroede zoekt de verklaring in wat je de sociologische na-ijl-effecten van de Belgische opstand in 1830 zou kunnen noemen. "Indien men in latere jaren en tot in onze tijd van een typisch eigen-Limburgse geest heeft kunnen spreken, dan dient men ter verklaring daarvan de gebeurtenissen en de stemming uit 1830-1839 een bijzondere betekenis toe te schrijven." Voor wie niet goed op heeft gelet in de schoolbankjes: na de opvoering van de opera de Stomme van Portici in de Brusselse Muntschouwburg op 25 augustus 1830 kwamen de Zuidelijke Nederlanden in opstand tegen het Nederlands gezag en het huidige Nederlands-Limburg deed aan die opstand mee. Op 11 november 1830 werden de Belgische troepen zelfs in Venlo met klokgelui verwelkomd. Alleen in Maastricht wist een Nederlandse troepenmacht onder leiding van generaal Bernard Dibbets (1784-1839) zich de Belgen en de (overwegend) pro-Belgische Maastrichtenaren van het lijf te houden.

Annexatie
Het compromis dat Nederland en België later sloten om een eind te maken aan de vijandelijkheden leidde ertoe dat Nederlands-Limburg in 1839 opnieuw Nederlands werd. Dat was tegen de zin van veel inwoners, en tientallen jaren voelden veel Limburgers zich vreemden in het koninkrijk van de Oranjes. Tegen de tijd dat de Eerste Wereldoorlog (voor de slachtoffers van alle Nederlandse onderwijsvernieuwingen: die duurde van 1914 tot 1918) losbarstte, was de provincie al grotendeels geïntegreerd in Nederland. Voor de opzichtige pogingen van de Belgen om in 1919 de Zuid-Limburgse steenkolenvoorraad te annexeren, was weinig steun.

Hollenders
Wat wel bleef, bij een deel van de Limburgers ten minste, was een attitude tegenover andere Nederlanders dat je nog het best als wantrouwend en afwachtend zou kunnen omschrijven. Een minderwaardigheidscomplex? Of juist een meerderwaardigheidscomplex? Limburgers noemden lange tijd alle niet-Limburgers uit Nederland voor het gemak 'Hollenders', een woord met een subtiele negatieve lading. De Limburgse eigenheid werd door de katholieke kerk gecultiveerd en gebruikt om de bedreigingen van het Roomse geloof buiten de deur te houden. De beminde gelovigen werd ingepeperd dat 'veer Limburgers' (wij Limburgers) goede katholieken dienden te zijn die hechtten aan tradities en folklore. Het Limburger-zijn werd door de kerk vooral gebruikt om de schaapskudde bij elkaar, en daarmee uit de buurt van socialisten en liberalen te houden. Op het hoogste kerkelijke niveau konden de Limburgse geestelijken natuurlijk prima overweg met de collega's uit de rest van het land. Want er moesten wel zaken gedaan en sigaren gerookt worden.

De zweep van Dibbets
Terug naar de Belgische opstand. Dat die lang na 1830 doorwerkte in de herinnering van de mensen blijkt uit de volgende anekdote. In de jaren twintig van de vorige eeuw, dus een goede tachtig jaar na het einde van de opstand, moest generaal Dibbets in Maastricht herbergaven worden. Het was de bedoeling daar een mooie ceremonie van te maken, maar de Mestreechteneere bleven massaal thuis. Achter de kist liepen alleen wat soldaten en gemeenteraadsleden. De reden? Generaties Maastrichtenaren hadden aan elkaar doorverteld hoe de 'zatlap' Dibbets als een dictator over de stad geheerst had. Mooi detail: in 1830 zou hij een paar Maastrichtenaren met zijn rijzweep van de stoep af hebben getikt.

Na de herbegrafenis vertelden Maastrichtenaren het volgende rijmpje aan elkaar, zo vertelde de al lang overleden Maastrichtse Alice Nederveen (alias Lewiske) ooit aan meneer Mazjerang.

Dibbets woort obbenuits (opnieuw) begraove
In de Kómpe (vestingwerken) neergelag
En mer mèt ei paar soldaote
Simpel de nao tów gebrach

Wat had dee ginneraol gedoon
Dat met dat erremzaolig tröpke
Geine börger mèt wouw goon?

Meh wat had dee mins misdreve?
Wat hat toch dee maan geflik?
Sloog heer de Mestreechteneere
Neet van de stop aof mèt zien smik (rijzweep)

En het volgende liedje was Leedsje vaan 't Mestreechter volk vaan 't jaor 1925

Heer heet us mishandeld
nege jaore langk
en noe wilt mig Holland aog nog eisen daank
veer welle niks mie wete
vaan dat verreke (varken)
stop dee maan vergete
in de werreke (vestingwerken).

Liever Portugeesch
In 1925 pubiceerde de schrijver-journalist Mathias Kemp in de Rotterdamse Maasbode een reeks artikelen over het ongenoegen bij een deel van de Limburgers over de toenemende Hollandse (hij bedoelde vooral: protestantse) invloed in de zuidelijke provincie. Ook Kemp (1890-1964) verwees naar 1830, een teken dat 'de opstand' 85 jaar geleden nog steeds een referentiepunt was. "Het algemeene gevoel van saamhorigheid met Noord-Nederland is in Limburg nog niet zoo oud. De uitgesproken en nog niet geheel rustige oriënteering op Noord-Nederland dateert pas van de laatste tientallen jaren en moet zeker in verband worden gebracht met de nog jonge regeermacht der katholieke partij in ons land. Hoe voordien de situatie in Limburg was, kunnen we uit ieder eerlijk schoolboekje leeren, doch o.i. wordt ze het beste getypeerd door twee feiten uit het verleden van Sittard: op 15 October 1830 werd daar onder klokgelui de Belgische vlag geheeschen; in 1848 heesch men er de Duitsche. Portugal lag te ver weg, anders hadden de Portugeesche kleuren ook nog een kansje gemaakt, want men wilde blijkbaar alles wezen, behalve Hollandsch."

Limburgsche Liga
Kemp legt uit dat Limburgers in 1830 en in 1925 moeite hebben met "het benoemen in de belangrijke posten van protestantsche Hollanders". "Vooral het meest nabije verleden vertoont weer dezelfde karaktertreken. Dé Staat heeft inderdaad deze staatsgevaarlijke methode voortgezet." Zware woorden, ongetwijfeld stevig aangezet om maximaal effect te sorteren. De artikelen zijn later opnieuw uitgegeven in de bundel 'De Geest in Limburg'. Het voorwoord werd verzorgd door de Limburgsche Liga, een in 1925 opgericht 'geheim' genootschap dat ageerde tegen de toenemende Hollandse invloed in de zuidelijkste provincie. Invloedrijk was die geheime club niet, eerder een randverschijnsel. Maar de argwaan tegenover de 'vreemdelingen' uit het noorden leefde breder.

I'm not a Limburger
Iets van een regionaal saamhorigheidsgevoel, irrationeel of niet, is er tot op de dag van vandaag gebleven. De scherpe kantjes zijn er na bijna tweehonderd jaar vanaf. Regionale troubadours zingen mierzoete liedjes met teksten als 'Leeven Hier, loat ós Limburg Limburgs blieve', en volgens Rówwen Hèze is het een kwestie van geduld voor heel Holland Limburgs lult. Meneer Mazjerang hoopt het mee te maken. Maar het ziet er naar uit dat we eerder allemaal Engels spreken. Wat moeten we dan nog met het begrip Limburger? Eeuwenlang afgegeven op kaaskoppen worden we dan zelf gereduceerd tot stinkkazen. Op zijn i-pod (hij gaat met zijn tijd mee) staan de B52's te swingen op Dance this mess around.

Why don't you dance with me
I'm not a Limburger
Why don't you dance with me
I'm not a Limburger

Daar moeten we het dan maar mee doen.